vakantiestroom
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- va·kan·tie·stroom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vakantie en stroom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vakantiestroom | vakantiestromen |
verkleinwoord | vakantiestroompje | vakantiestroompjes |
Zelfstandig naamwoord
de vakantiestroom m
- stroom van mensen en voertuigen die op vakantie gaan of daarvan terugkeren
Gangbaarheid
- Het woord 'vakantiestroom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.