vaccinatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Vaccinatie.
Uitspraak
Woordafbreking
  • vac·ci·na·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vaccinatie vaccinaties
verkleinwoord vaccinatietje vaccinatietjes

Zelfstandig naamwoord

de vaccinatiev

  1. (medisch) inenting met onschadelijke gemaakte ziekteverwekkers, zodat de natuurlijke afweer van het lichaam hierna beter in staat is deze ziekteverwekkers te bestrijden
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen