vaar in
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vaar in
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
invaren |
vaar in
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren
- Ik vaar in.
- gebiedende wijs van invaren
- Vaar in!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van invaren
- Vaar je in?
Gangbaarheid
- Het woord vaar in staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.