utiliteit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uti·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van utiel met het achtervoegsel -iteit
- afgeleid van het Franse utilité (met het achtervoegsel -iteit) [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | utiliteit | utiliteiten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de utiliteit v
- de mate waarin iets bruikbaar is
- een toestel dat zijn nut bewijst
- een organisatie die een nuttige dienst levert, zoals stroom of water
Synoniemen
- [1] bruikbaarheid, nut, nuttigheid, toepasbaarheid
- [2] apparaat, apparatuur, uitrusting
- [3] nutsbedrijf
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord utiliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "utiliteit" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ utiliteit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be