urineerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uri·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
urineren |
urineerde
- enkelvoud verleden tijd van urineren
- Ik urineerde.
- Jij urineerde.
- Hij, zij, het urineerde.
- Ik urineerde.
vervoeging van |
---|
urineren |
urineerde