universitair
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uni·ver·si·tair
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘m.b.t. een universiteit’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1]
- afgeleid van het Franse universitaire of van universiteit met het achtervoegsel -air [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | universitair | universitairen |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
de universitair m
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | universitair | universitairder | universitairst |
verbogen | universitaire | universitairdere | universitairste |
partitief | universitairs | universitairders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
universitair [3]
- de of een universiteit betreffende
- ▸ Maar waarom zijn juist kinderen zo interessant voor sociale media? Dat heeft alles te maken met adverteerders. Die zijn op zoek naar een jonge doelgroep en die vinden ze op sociale media, legt universitair hoofddocent communicatiewetenschap aan de Universiteit van Amsterdam Eva van Reijmersdal uit.[4]
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord universitair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "universitair" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "universitair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ universitair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -air in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet met deze vorm in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %