ulcera

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ul·ce·ra

Zelfstandig naamwoord

de ulceramv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ulcus

Meer informatie


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
ulcerar

ulcera

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van ulcerar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van ulcerar