uitzetting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·zet·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitzetting uitzettingen
verkleinwoord uitzettinkje uitzettinkjes

Zelfstandig naamwoord

de uitzettingv

  1. (natuurkunde) de toename in volume bij verhoging van de temperatuur
    • Bij het opwarmen van het toestel zijn soms uitzettinkjes te horen. 
  2. (biologie), (milieukunde) het weer in de vrije wildbaan brengen van dieren
    • Uitzettingen van korhoenders hebben weinig zin als het milieu van het gebied niet hersteld wordt. 
  3. (juridisch), (politiek) het gedwongen verwijderen van personen uit een gebouw of een land
    • Bij deze strenge vorst zijn uitzettingen ronduit wreed. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be