uitzending

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·zen·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitzending uitzendingen
verkleinwoord uitzendinkje uitzendinkjes

Zelfstandig naamwoord

de uitzendingv

  1. (media) het uitzenden van een programma van radio of televisie
    • De uitzending werd onderbroken om het schokkende nieuws te melden. 
  2. het zenden van een persoon naar een verre post
    • Zijn uitzending naar de oerwouden van Papoea-Nieuw-Guinea had veel voeten in de aarde. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be