uitvorsen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·vor·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

uitvorsen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitvorsen
vorste uit
uitgevorst
zwak -t volledig
  1. iets tot op de bodem onderzoeken
    • Wat weten we per slot van rekening van God? Zijn beschikkingen zijn ondoorgrondelijk en zijn wegen onnaspeurlijk, zegt de bijbel. En in de apocriefe boeken staat: “Wij kunnen de diepten van 's mensen hart niet peilen noch ontdekken wat een mens denkt; hoe kunnen wij verwachten Gods bedoelingen te kunnen uitvorsen - God, die al die dingen heeft gemaakt?” [2] 
    • De spelers zijn speculanten. Dat komt van het Latijnse speculare, spieden, uitvorsen, door uitvragen iets te weten komen, een geheim blootleggen. Speculanten zijn altijd op zoek naar geheimen, kennis die een ander niet bezit. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC J.L. Heldring 14 april 1995 De onbeantwoorde vraag
  3. NRC Adriaan Hiele 17 juli 2004 Vorstelijk beleggen (2)