uitspookten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitspookten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·spook·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitspoken |
uitspookten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitspoken
- ...dat wij uitspookten.
- ...dat jullie uitspookten.
- ...dat zij uitspookten.
- ...dat wij uitspookten.