uitknijpen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·knij·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

uitknijpen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitknijpen
kneep uit
uitgeknepen
klasse 1 volledig
  1. leeg maken door te knijpen
    • Ik heb de spons uitgeknepen. 
  2. (figuurlijk) voordeel behalen ten koste van iemand of iets anders
    • De overproductie wordt veroorzaakt door de varkenssector zelf en de lage prijzen komen sinds jaar en dag op het conto van grote inkoopcombinaties van supermarkten die boeren en dieren uitknijpen. Tegen die lage prijzen en vóór een behoorlijke beloning voor de boeren maakt Varkens in Nood zich al sinds haar oprichting in 1997 door J.J. Voskuil sterk. [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen