uitkammen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·kam·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitkammen
kamde uit
uitgekamd
zwak -d volledig

Werkwoord

uitkammen overgankelijk [1]

  1. zorgvuldig doorzoeken
  2. door grondig kammen in orde brengen
  3. met een kam wegnemen uit
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen