turnen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tur·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘gymnastische oefeningen doen’ voor het eerst aangetroffen in 1856 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
turnen
turnde
geturnd
zwak -d volledig

Werkwoord

turnen

  1. inergatief, (sport) een sport beoefenen die bestaat uit een verzameling gymnastische oefeningen op een toestel of de grond
    • Zij turnen al jaren bij die vereniging. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen