tunika

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • tu·ni·ka
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord  tunica zn 
Naar frequentie 47659
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tunika     tunikaen     tunikaer     tunikaene  
genitief   tunikas     tunikaens     tunikaers     tunikaenes  

Zelfstandig naamwoord

tunika, m

  1. (kleding), (historisch) tunica (kledingstuk in het Romeinse rijk)
  2. (kleding), (religie) tuniek (kerkelijk parament, liturgisch kledingstuk)
  3. (kleding) tunica (modern kledingstuk voor vrouwen)
    «Hun ønsket seg en tunika
    Zij wilde graag een tunica.
Hyperoniemen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • tu·ni·ka
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse zelfstandige naamwoord  tunica zn 
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tunika     tunikaen     tunikaer     tunikaene  

Zelfstandig naamwoord

tunika, m

  1. (kleding), (historisch) tunica (kledingstuk in het Romeinse rijk)
  2. (kleding), (religie) tuniek (kerkelijk parament, liturgisch kledingstuk)
  3. (kleding) tunica (modern kledingstuk voor vrouwen)
Hyperoniemen