tuinbouw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tuin·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tuinbouw -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de tuinbouwm

  1. (landbouw), (tuinbouw) vorm van landbouw die zich specifiek toelegt op het intensief wijze telen van groenten, bloemen, planten, bomen, bollen of zaden
    • Het Westland staat bekend om zijn tuinbouw. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be