tsaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tsaar
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Russisch, in de betekenis van ‘Slavische vorst’ voor het eerst aangetroffen in 1676 [1]
  • eponiem: via het Oudrussisch (en Oudslavisch) цѣсарь (cěsarĭ) en Gotisch kaisar afkomstig van caesar - Latijn voor (en de oorsprong van) keizer. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tsaar tsaren
verkleinwoord tsaartje tsaartjes

Zelfstandig naamwoord

de tsaarm

  1. (adel) vroegere Russische keizer (vóór de Oktoberrevolutie), vroegere Bulgaarse keizer
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • tsaar

Zelfstandig naamwoord

enkelvoud meervoud
naamwoord tsaar tsare
tsaars

tsaar

  1. (adel) tsaar