troeteldier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • troe·tel·dier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord troeteldier troeteldieren
verkleinwoord troeteldiertje troeteldiertjes

Zelfstandig naamwoord

het troeteldiero

  1. geliefkoosd gezelschapsdier
  2. (speelgoed) namaakbeest van zacht materiaal dat kinderen graag tegen zich aan houden
  3. (figuurlijk) persoon die onevenredig veel positieve aandacht van iemand krijgt
  4. (figuurlijk) project dat onevenredig veel positieve aandacht van iemand krijgt
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord troeteldier troeteldiere

Zelfstandig naamwoord

troeteldier

  1. huisdier o