triumviraat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tri·um·vi·raat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord triumviraat triumviraten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het triumviraato

  1. politiek leiderschap dat uit drie gelijkwaardige personen bestaat
    • Het eerste triumviraat van de Romeinse Republiek bestond uit Julius Caesar, Pompeius en Crassus. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

46 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen