triomfeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tri·om·feer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
triomferen |
triomfeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van triomferen
- Ik triomfeer.
- gebiedende wijs van triomferen
- Triomfeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van triomferen
- Triomfeer je?