trekking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trek·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trekking trekkingen
verkleinwoord trekkinkje trekkinkjes

Zelfstandig naamwoord

de trekkingv

  1. het trekken van loten in een loterij
    • Ook bij de laatste trekking van de Staatsloterij won de onverbeterlijke gokker niets, zelfs geen eigengeldje. 
  2. een onwillekeurige spiercontractie
    • De epilepsiepatiënt had veel last van trekkingen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be