transplanteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trans·plan·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overplanten’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Franse transplanter (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
transplanteren
transplanteerde
getransplanteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

transplanteren

  1. overgankelijk, (medisch) de overzetting van biologisch materiaal naar een andere plaats in het lichaam, of naar een ander lichaam
    • Er wordt een stukje van uw eigen bot getransplanteerd. 
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen