traineur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trai·neur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van traineren met het achtervoegsel -eur [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | traineur | traineurs |
verkleinwoord | traineurtje | traineurtjes |
Zelfstandig naamwoord
traineur
- achterblijver (in een leger)
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van traineuse
Gangbaarheid
- Het woord 'traineur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.