tra

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: TrA


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tra
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘brandgang in bos’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tra tra's
verkleinwoord traatje traatjes

Zelfstandig naamwoord

tra v/m

  1. een weg of opengehouden strook in een bos om bij brand, de verspreiding van ondergronds smeulend vuur te verhinderen/beperken
Anagrammen

Gangbaarheid

48 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Surinaams

Bijvoeglijk naamwoord

tra

  1. ander