torpederen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tor·pe·de·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

torpederen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
torpederen
torpedeerde
getorpedeerd
zwak -d volledig
  1. met een torpedo een vijandelijk schip tot zinken brengen
  2. (figuurlijk) iets kapotmaken door het aan te vallen
    • Juventus-verdediger Mehdi Benatia zegt dat hij walgt van de huidige voetbalwereld. ,,Wat ik zeg klinkt misschien hard, maar als je je inspant zoals wij deden, kan een scheidsrechter niet in de 93ste minuut een penalty geven en onze hoop torpederen’’, aldus de Marokkaans international, die volgens arbiter Michael Oliver Real-aanvaller Lucas Vazquez een duwtje gaf. [2] 
    • Sander Janssen (VVD) vindt dat LokaalHengelo te vroeg is met het plan. "Wij zijn nog maar net de haven uit en u wilt nu al de coalitie torpederen", zei hij, verwijzend naar de formatiebesprekingen. [3] 
    • Sterker nog, de buren proberen momenteel bij de Raad van State alsnog de komst van deze kinderboerderij te torpederen. [4] 
    • Italië dreigt met torpederen migratietop: Italië dreigt zich vanavond en vannacht in het debat van de Europese staats- en regeringsleiders over migratie snoeihard op te stellen. Het tekent, op zijn Trumps, desnoods geen slotconclusies: niet alleen over migratie maar ook over handel en defensie, twee onderwerpen die al zijn afgerond. [5] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen