tornooi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tor·nooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tornooi tornooien
verkleinwoord tornooitje tornooitjes

Zelfstandig naamwoord

het tornooio

  1. (sport) georganiseerde reeks wedstrijden waarin ploegen of individuele spelers het tegen elkaar opnemen, met als doel achteraf een winnaar te kunnen aanduiden.
Schrijfwijzen
  • toernooi (tegenwoordig meer gangbare uitspraakvariant)
Opmerkingen
  • De uitspraakvariant "tornooi" is in Nederland verouderd.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
tornooien

tornooi

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tornooien
    • Ik tornooi. 
  2. gebiedende wijs van tornooien
    • Tornooi! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tornooien
    • Tornooi je? 

Gangbaarheid

7 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen