torn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • torn

Werkwoord

vervoeging van
tornen

torn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tornen
    • Ik torn. 
  2. gebiedende wijs van tornen
    • Torn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tornen
    • Torn je? 

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Werkwoord

torn

  1. voltooid deelwoord van tear


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

torn o

  1. toren (gebouw)
  2. toren (schaakstuk)
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   torn     tornet     torn     tornen  
genitief   torns     tornets     torns     tornens