topic

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • to·pic
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onderwerp van gesprek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1875 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord topic topics
verkleinwoord topicje topicjes

Zelfstandig naamwoord

topic o en v/m

  1. het onderwerp van gesprek
    • Het topic van deze vergadering is duurzaamheid. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen