toonaangevend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toon·aan·ge·vend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen toonaangevend toonaangevender toonaangevendst
verbogen toonaangevende toonaangevendere toonaangevendste
partitief toonaangevends toonaangevenders -

Bijvoeglijk naamwoord

toonaangevend

  1. tot voorbeeld strekkend, model staand
     Onder Wiggers leiding groeide Introdans uit tot een "toonaangevend dansgezelschap dat ver over de grenzen befaamd werd", zei Berends toen hij Wiggers de Gelderse onderscheiding overhandigde.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen