tongzoen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tong·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tongzoen tongzoenen
verkleinwoord tongzoentje tongzoentjes

Zelfstandig naamwoord

de tongzoenm

  1. erotisch getinte kus waarbij de tongen van de partners elkaar raken
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
tongzoenen

tongzoen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tongzoenen
    • Ik tongzoen. 
  2. gebiedende wijs van tongzoenen
    • Tongzoen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tongzoenen
    • Tongzoen je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be