toevoer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·voer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toevoer toevoeren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de toevoerm

  1. het pad waarlangs iets een bepaalde plek bereikt
    • Daarmee raakte de toevoer van koelwater geblokkeerd. 
  2. datgene wat toegevoerd wordt
    • De toevoer van koelwater is niet groot genoeg. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
toevoeren

toevoer

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toevoeren
    • ... dat ik toevoer. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be