toeleg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • toe·leg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toeleg toeleggen
verkleinwoord toelegje toelegjes

Zelfstandig naamwoord

de toelegm

  1. plan, voornemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
toeleggen

toeleg

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toeleggen
    • ... dat ik toeleg. 

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen