ting

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
  • IPA: [tˢeŋˀ]
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse þing.

Zelfstandig naamwoord

ting g

  1. ding
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ting     tingen     ting     tingene  
genitief   tings     tingens     tings     tingenes  

Verwijzingen