tien en een half

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tien en een half
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

tien en een half

  1. 10½ (of 10,5); het getal halverwege tussen tien en elf
    • Ze mochten tien en een half uur per week recreëren. 
    • De helft van eenentwintig is tien en een half. 
Opmerkingen
Omdat ze na een foutloos proefwerk ook een groot deel van de bonusvraag goed beantwoordde, kreeg ze een tien-en-een-half.
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen