tetterig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tet·te·rig
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van tetteren met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | tetterig | tetteriger | tetterigst |
verbogen | tetterige | tetterigere | tetterigste |
partitief | tetterigs | tetterigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
tetterig
- al te netjes
Synoniemen
Gangbaarheid
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tetterig" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be