tets

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tets
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de tetsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tet
31 % van de Nederlanders;
20 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Bijvoeglijk naamwoord

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tets tetser tetst
verbogen tetse tetsere tetste
partitief tets tetsers -
Woordherkomst en -opbouw

tets

  1. (voeding) slecht doorbakken, klef [1]
    • Het brood was tets. 

Gangbaarheid

Verwijzingen