terugdraaien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·draai·en
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugdraaien
draaide terug
teruggedraaid
zwak -d volledig

Werkwoord

terugdraaien [1]

  1. overgankelijk ongedaan maken
  2. overgankelijk achteruit draaien
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen