terrein

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ter·rein
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stuk grond’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1809 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord terrein terreinen
verkleinwoord terreintje terreintjes

Zelfstandig naamwoord

het terreino

  1. een stuk grond van enige omvang
    • Jullie mogen niet op andermans terrein komen! 
     Vanwege het gebrek aan steun echter moesten mijn enkels erg wennen aan het oneffen terrein.[2]
  2. een onderwerp waarmee men zich bezighoudt
    • Sorry, maar dat is niet mijn terrein. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen