tentoonspreidt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ten·toon·spreidt

Werkwoord

vervoeging van
tentoonspreiden

tentoonspreidt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tentoonspreiden
    • ... dat jij tentoonspreidt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tentoonspreiden
    • ... dat hij tentoonspreidt.