tener
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- te·ner
Werkwoord
tener
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van tene
Spaans
Uitspraak
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tener |
tenía |
tenido |
volledig |
Werkwoord
tener
- hebben
- «Ella tiene seis hermanos.»
- Zij heeft zes broers.
- «Tenemos hambre.»
- Wij hebben honger.
- «Ella tiene seis hermanos.»
- bevatten
- «Este tarro tiene las cenizas.»
- Deze pot bevat de assen.
- «Este tarro tiene las cenizas.»
- ~ que moeten
- «Tengo que trabajar.»
- Ik moet werken.
- «Tengo que trabajar.»
Vaste voorzetsels
- tener que