telefoneerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- te·le·fo·neer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
telefoneren |
telefoneerden
- meervoud verleden tijd van telefoneren
- Wij telefoneerden.
- Jullie telefoneerden.
- Zij telefoneerden.
- Wij telefoneerden.
vervoeging van |
---|
telefoneren |
telefoneerden