teerling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • teer·ling
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dobbelsteen’ voor het eerst aangetroffen in 1210 [1]
  • afgeleid van terne met het achtervoegsel -ling [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord teerling teerlingen
verkleinwoord teerlinkje teerlinkjes

Zelfstandig naamwoord

de teerlingm

  1. kubusvormig voorwerp met op elk van de zijden een van de ogenaantallen "één" tot en met "zes"
Synoniemen
Citaten
De teerling is geworpen
(naar de uitspraak alea iacta est van Julius Caesar) = Het besluit is genomen, er is geen weg terug.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
teerlingen

teerling

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van teerlingen
    • Ik teerling. 
  2. gebiedende wijs van teerlingen
    • Teerling! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van teerlingen
    • Teerling je? 

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen