techniekonderwijs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tech·niek·on·der·wijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord techniekonderwijs -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het techniekonderwijso

  1. (onderwijs) het onderwijs in techniek
    • Mulder wijst ook op het regeerakkoord, waarin staat dat er aandacht zou komen voor techniekonderwijs. „Dan is het niet logisch dat je dat alleen voor universiteiten regelt, maar voor hogescholen niet.” [1] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen