techniekonderwijs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tech·niek·on·der·wijs
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van techniek en onderwijs
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | techniekonderwijs | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het techniekonderwijs o
- (onderwijs) het onderwijs in techniek
- Mulder wijst ook op het regeerakkoord, waarin staat dat er aandacht zou komen voor techniekonderwijs. „Dan is het niet logisch dat je dat alleen voor universiteiten regelt, maar voor hogescholen niet.” [1]
Verwante begrippen
- aardrijkskundeonderwijs, biologieonderwijs, economieonderwijs, geschiedenisonderwijs, godsdienstonderwijs, handvaardigheidonderwijs, informaticaonderwijs, muziekonderwijs, natuurkundeonderwijs, scheikundeonderwijs, sportonderwijs, tekenonderwijs, wiskundeonderwijs
- techniekboek, techniekleraar, technieklerares, technieklokaal, techniekles.
Gangbaarheid
- Het woord 'techniekonderwijs' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Tubantia Arjan te Bogt 20-05-19 4 miljoen euro minder per jaar voor Saxion: ‘Onbegrijpelijk’