tapas

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: tapa'sTapas

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ta·pas
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘borrelhapjes’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1997 [1]

Zelfstandig naamwoord

de tapasmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tapa
     Verheug je vast op pittoreske kustdorpjes, heerlijke tapas en een glas wijn op een zonovergoten Plaza Real na een frisse duik in de golven langs de Baskische kust.[2]
Synoniemen
Anagrammen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • ta·pas

Zelfstandig naamwoord

tapas, mv

  1. bepaalde vorm genitief meervoud van tap
Synoniemen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
tapar

tapas

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van tapar
Anagrammen