takbok

Uit WikiWoordenboek

Afrikaans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord takbok takbokke

Zelfstandig naamwoord

takbok

  1. hert
    «Daar kan volgende jaar selfs nog meer aronskelke op Robbeneiland blom wanneer die duisende indringerkonyne, rotte, katte en Europese takbokke wat die planteryk op dié historiese eiland verniel, uitgeroei is.»
    Volgend jaar kunnen er zelfs nog meer aronskelken bloeien op Robbeneiland wanneer de duizenden verwilderde konijnen, ratten, katten en Europese herten die de flora van dat historische eiland vernielen, uitgeroeid zijn.