sulfer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

sulfur
Uitspraak
Woordafbreking
  • sul·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sulfer sulfers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

sulfer m/o [1]

  1. zwavel: scheikundig element met symbool S en atoomnummer 16
     De aardkorst is hier erg dun en magma verhit de waterplassen aan de oppervlakte. Hierdoor is een gebied met geisers, warmwaterbronnen en felgekleurde mineraalafzettingen van sulfer en geoxideerd ijzer ontstaan.[2]
     Uit Openbaring 21 blijkt ook dat er naast de nieuwe hemel en de nieuwe aarde ook een poel zal zijn die brandt van vuur en sulfer. „Beide zijn dus definitief en onomkeerbaar.” Hoe deze nieuwe hemel en nieuwe aarde eruitzien, wordt volgens Heuvelman in Openbaring 22 duidelijk beschreven.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
40 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Veelgekleurde natuurwonderen” (04 okt. 2013), De Telegraaf
  3. Bronlink Weblink bron “Heuvelman voor Solidamentum: Vasthouden aan het werk van herschepping” (06-04-2019), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be