studeer af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stu·deer af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afstuderen

studeer af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstuderen
    • Ik studeer af. 
  2. gebiedende wijs van afstuderen
    • Studeer af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstuderen
    • Studeer je af? 


Gangbaarheid