strogeel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stro·geel
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen strogeel strogeler strogeelst
verbogen strogele strogelere strogeelste
partitief strogeels strogelers -

Bijvoeglijk naamwoord

strogeel

  1. met een gele kleur die lijkt op de kleur van stro
    • Hij wilde een strogele auto, maar die kleur kon hij niet uitkiezen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be