stroboscoop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stro·bo·scoop
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘toestel dat snel beelden toont’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'strobos' (rondwerveling) met het achtervoegsel -scoop [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stroboscoop stroboscopen
verkleinwoord stroboscoopje stroboscoopjes

Zelfstandig naamwoord

de stroboscoopm [3]

  1. apparaat waarmee van een groot aantal beelden, die de fasen van een periodieke beweging uitmaken slechts één of enkele belicht worden, waardoor het waargenomen beeld schijnbaar stilstaat
    • op mijn oude draaitafel was een stroboscoop aanwezig zodat ik nauwkeurig het toerental kon afstellen 
  2. (elektrotechniek) bepaalde zeer irritante verlichting in een discotheek waardoor beweging schoksgewijze overkomt
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen