stokstijf

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stok·stijf
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen stokstijf
verbogen stokstijve
partitief stokstijfs

Bijvoeglijk naamwoord

stokstijf

  1. heel erg stijf
    • De oude pianiste kon niet meer pianospelen met haar stokstijve vingers. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen